Bij overgang naar een lagere functie komen vrouwen vaker dan mannen terecht in een functie waarin zij niet langer leidinggeven.
Uit SCP-onderzoek naar de uitstroom van vrouwelijke en mannelijke leidinggevenden blijkt dat dit geldt voor 58% van de vrouwen ten opzichte van 37% van de mannen. Het onderzoek laat zien dat uitstroom van vrouwen naar niet-leidinggevende functies mogelijk een rol speelt bij het geringe aandeel topvrouwen.
Ruim 40% van de vrouwen en mannen in leidinggevende functies maakt een of meerdere keren in hun loopbaan een overgang naar een lagere functie mee. Hierin verschillen mannen en vrouwen niet. Vrouwelijke en mannelijke leidinggevenden zijn ook even tevreden over hun werk en hun doorgroeimogelijkheden. Leidinggevenden stromen vooral uit naar een lagere positie als zij ontevreden zijn, maar dit speelt voor vrouwen geen grotere rol dan voor mannen. Ook stromen leidinggevenden in het bedrijfsleven vaker uit dan in de non-profitsector. Uitstroom is in dit onderzoek gedefinieerd als verandering naar een lagere functie (minder of geen ondergeschikten) of verlies van werk.
Vrouwelijke leidinggevenden die uitstromen komen veel vaker dan mannelijke leidinggevenden in een inhoudelijke (niet-leidinggevende) functie terecht. Twee jaar later blijkt ruim een derde van deze vrouwen en mannen opnieuw in een leidinggevende functie te werken. Een deel van de positieverslechtering wordt naderhand dus teruggedraaid. Maar doordat eerder een groter deel van de vrouwelijke leidinggevenden terecht is gekomen in een niet-leidinggevende positie, blijven er per saldo minder vrouwen beschikbaar in de kweekvijver voor toekomstige topfuncties. Dit zou een van de oorzaken kunnen zijn voor het geringe aandeel van vrouwen in de top, vooral in het bedrijfsleven. Zo vervullen vrouwen 15% van de topfuncties in de 5000 grootste bedrijven, bij de Rijksoverheid is het aandeel vrouwen in de top 34% (Emancipatiemonitor 2018).
Vrouwen in topfuncties
De verschillen tussen vrouwen en mannen in topfuncties zijn veel groter dan in andere functies. De arbeidsparticipatie van Nederlandse vrouwen is in de afgelopen decennia steeds toegenomen. Het verschil in aandeel werkende vrouwen en mannen is niet groot meer (73% tegenover 85%). Wel heeft de groei van het aandeel werkende vrouwen vooral plaatsgevonden in deeltijdbanen. Ruim 70% van de werkende vrouwen werkt in deeltijd, tegenover 17% van de mannen. Dit verschil in deeltijdwerk is een van de verklaringen waarom vrouwen minder vaak naar management- en topfuncties doorstromen. Zulke functies kunnen volgens de helft van de werkgevers alleen voltijds worden gedaan (Emancipatiemonitor 2012), waarbij niet zeker is of dit in de praktijk ook zo is. Toch hebben minder voltijdwerkende vrouwen dan mannen een managementfunctie. Dat geeft aan dat er ook andere factoren een rol spelen, zoals minder ambities van vrouwen en stereotype beoordelingen van vrouwen en mannen in doorstroombeslissingen van bedrijven. Dit onderzoek laat zien dat meer uitstroom van vrouwen naar niet-leidinggevende functies eveneens een rol speelt bij het geringe aandeel topvrouwen.
Mijnzzp.nl